Harder op Hitjes

‘Als je me tegenkomt op straat heeft roepen weinig zin. De zeldzame keren dat ik zónder muziek op de fiets zit, zijn het riskeren van de schaamte niet waard. Van de week nog kreeg ik een appje van een vriendin ‘Zag je net bij het Leidseplein, ik riep je nog maar je fietste stug door. Stond mega voor lul!’ Oeps…

Muziek op de fiets; eigenlijk is het bloedlink. Zeker met de vele trams, auto’s, onwetende toeristen en medefietsers op de route van huis naar werk. Maar dat die koptelefoon ervoor zorgt dat ik met oogkleppen op door het leven sjees, daar had ik nog nooit bij stilgestaan. Aan de andere kant, ik heb toch ook recht op een beetje ‘me-time’? Laat mij lekker asociaal rondrijden. Ik ga gewoon harder op hitjes!

‘Hé, allemaal niet bevorderlijk voor mijn veiligheid of mijn sociale bekwaamheid, maar wel lekker voor je mentale gezondheid’

Eigenlijk wil ik zo’n Amsterdamse hipster racefiets, maar in combinatie met mijn koptelefoon ben ik bang in een ongeleid projectiel te veranderen. Dus trap ik me elke keer weer het zweet in de bilnaad op mijn oude omafiets. En dat gaat gewoon net even iets lekkerder op Kensington, Ace of Base of Mat Kearney (zoek maar op, je gaat er harder van). Bijkomend voordeel is dat al die leuke muziek herinneringen oproept. Fiets ik door het Vondelpark, voel ik me alsof ik op het strand in Thailand lig. Sla ik linksaf naar de Prinsengracht, heb ik het idee dat ik weer verliefd ben op Emile in Atheneum 3. Hé, allemaal niet bevorderlijk voor mijn veiligheid of mijn sociale bekwaamheid, maar wel lekker voor je mentale gezondheid.

En zo kwam het dat ik ook vanmorgen weer met koptelefoon en al opstapte. Spotify shuffelde vol goede moed Ultimate Chaos in. Ik draaide de grachten op, waande me op een klassenfeestje en toen gebeurde het. Ik moest plots vól op de rem! De scooter op links had mij en mijn koptelefoon over het hoofd gezien. Mijn stuur klapte opzij, mijn telefoon viel; weg muziek. De rest van de rit heb ik overdreven om me heen getuurd of er iemand was die ik netjes gedag kon zwaaien.’